Gedicht uit ‘Kruimetjes brood’ geschreven door Bep Kramer-van Dijk.
Pinkstervuur
Zij bleven in Jeruzalem
nadat hun Heer was heengegaan.
Eendrachtig waren zij bijeen
en hielden in gebede aan.
Zij baden om de Trooster, die
zou komen in het Pinksteruur.
Toen hoorden zij een sterke wind
en zagen tongen, als van vuur.
Zij werden met Gods Geest vervuld.
Die Geest raakte hun lippen aan
En elk die daar vergaderd was,
Uit ieder volk, kon hen verstaan.
Cretenzen en de Arabier,
Romeinen, Parten en de Jood.
Zij hoorden in hun eigen taal
hen spreken van Gods werken groot.
Zo ving de blijde boodschap aan
En gaat over de wereld voort
God gordt Zijn dienaars aan met kracht
En zij verkondigen Zijn Woord.
Wij vragen op het pinksterfeest:
O Heil’ge Geest die troostend kwam.
Daal neder in ons koude hart
en zet dat hart in vuur en vlam.
Maak door Uw kracht ons hart bereid
om te gaan leven tot Gods eer.
Zo wordt Gods lof alom verbreid
en daal een stroom van zegen neer.